Het is de tweede les persoonsvorming & socialisatie (p&s) aan een eerstejaarsklas praktijkonderwijs. Ik begroet de leerlingen bij de deur. Ze zijn rumoerig.
“Oh hebben we weer dit praatvak? Pfff ik snap dat echt niet man,” zegt een klein ventje in trainingspak. Hij geeft me boos een hand.
“Wat is er Gregory*?” vraag ik hem.
“Dit is raar.”
Ik knik: “Het is een beetje anders ja. Maar je zult zien: het wordt steeds makkelijker en leuker.”

Om het geheugen van de klas op te frissen, bespreek ik nog even wat het vak inhoudt: “Socialisatie gaat over de wereld en jouw rol daarin. Persoonsvorming gaat over wie je zelf bent en wie je wilt worden. Want een deel van wie je bent ligt vast, en een deel kan je zelf bepalen.”
Gregory kijkt me aan. “Nee hoor juf. Het leven is hard. Als je boos bent, ben je boos en als je dood bent, ben je dood. Dat weet ik gewoon.”
“Hoe bedoel je dat?” vraag ik hem.
“Nou gewoon. Kijk hier is mijn litteken,” hij laat me zijn arm zien, “toen ik iets kleiner was, was ik zo boos dat ik uit een raam ben gesprongen. Zo naar beneden.”
“Wat heftig,” zeg ik.
“Ja weet ik,” vervolgt hij, “ik moest toen leren minder boos te zijn, maar ik kan het nog steeds niet. Iedereen gaat toch dood.”
De rest van mijn lesplanning laat ik los, ook dit is persoonsvorming. We praten met de hele klas over de invloed van onze gevoelens, over mensen die dood gaan en over geweld.

Bij de deur geef ik iedereen weer een hand.
“Hoe gaat het nu met je Gregory?” vraag ik hem.
“Goed hoor juf, ik ben niet meer boos. Wanneer hebben we dit weer? Morgen toch?”
Hoopvol kijken zijn ogen omhoog.

De lessen p&s blijken Gregory op het lijf geschreven te zijn. Hier kan hij zijn gevoelens kwijt en bespreken wat hem dwars zit. Tijdens een les over vriendschap vertelt hij: “Ik mag niet meer met rappers omgaan van mijn vader. Rappers worden vermoord,” hij zucht, “maar juf, heel veel jongens uit mijn buurt zijn rapper.”
“Dan is het wel lastig om niet meer met ze om te gaan,” antwoord ik.
“Ja, en heel jammer, want het zijn mijn vrienden.” Hij friemelt aan zijn rits.

“Wanneer ben je eigenlijk een goede vriend?” vraag ik.
“Als je iemand kan vertrouwen en hij je beter maakt,” zegt Gregory.
“Mooi gezegd,” antwoord ik, “en wanneer maakt iemand je beter?”
Vingers van andere leerlingen schieten de lucht in. Gregory haalt zijn schouders op.

Een paar weken later zit de klas doodstil te werken aan een opdracht. Opeens vliegt Gregory omhoog, rent naar de overkant van het lokaal. Woede vuurt uit zijn ogen. Nog net op tijd kan ik hem vastpakken. Hij begint te schreeuwen: “Ik haat haar! Ik haat Gamze*! Ik haat iedereen hier op deze school.” Gamze schreeuwt terug. Mijn hartslag vliegt omhoog. Ik zeg tegen beide dat ze stil moeten zijn en beweeg Gregory terug zijn stoel in.

Het hele jaar heb ik nog niemand eruit gestuurd. Ik vraag me af of dit misschien zo’n moment is. Nee besluit ik. Hier leren kinderen te praten, dus ook dit lossen we op. Gregory zit te trillen in zijn stoel. Ik leg een arm om hem heen.
“Je bent boos he,” zeg ik.
“Ja,” stamelt hij, terwijl hij naar de grond kijkt. Zijn vuisten gespannen. Opeens rollen er tranen over zijn wangen.
“En volgens mij ben je ook verdrietig.”
Hij kijkt me aan: “Heel erg verdrietig juf.”
“Waar ben je verdrietig over?” vraag ik.
“Iedereen let altijd zo op mij, ze denken dat ik slecht ben. Gamze keek ook al zo naar mij. Daar kan ik gewoon niet meer tegen, ik doe mijn best om een goede jongen te zijn. U moet dat echt geloven.”
Ik kijk hem aan: “Dat geloof ik Gregory, ik zie dat je heel hard je best doet. Je bent ook een goede jongen.” Gregory veegt zijn tranen weg: “U zegt toch dat je een beetje kan bepalen wie je zelf bent? Nou dat probeer ik dus. Maar soms word ik gewoon boos. Waarom heb ík dat?” Vragende ogen kijken me aan.

Dit is lastig, met de lessen p&s probeer ik leerlingen zelfvertrouwen en inzicht te geven in dat ze kunnen veranderen. Maar soms is dat gewoon heel moeilijk. Beloof ik leerlingen misschien te hoge bergen als ik zeg dat alles mogelijk is?

Ik balanceer enerzijds tussen hoop geven, ze hard laten werken, en anderzijds voorkomen dat ze het gevoel hebben dat het hun eigen schuld is als iets niet lukt. Want soms heb je gewoon pech. Zitten je omstandigheden en je genen niet mee.

Een paar lessen later komt Gregory binnengestormd: “Juf juf! Ik moet u iets laten zien! Ik zei toch dat ik niet met rappers mocht omgaan! Er is er echt eentje dood! Gisteren doodgestoken!” Zelf had ik het nieuws net gehoord, het is een neef van een mentorleerling van me. Ik weet even niet hoe ik moet reageren.
“Ja erg he,” een andere jongen komt erbij staan, “maar eigenlijk wisten we het dus al van tevoren juf.”
Gregory kijkt de jongen verwijtend aan. En dan kijkt hij naar mij: “Mag ik een rap van mezelf laten zien? Ik wil nog steeds rapper worden. Ik ga laten zien dat rappers goed zijn en niet dood gaan.”
Ik knik. Zeg dat iedereen moet gaan zitten, telefoons weg, tassen van tafel. Als de klas rustig is roep ik Gregory naar voren. Met trots laat hij zijn video zien. Samen met zijn broertje rapt hij vanuit zijn woonkamer brave teksten de camera in. Ik kijk naar de ontwapende ogen van Gregory. Misschien is dit wel wat ik bedoel met: “Een deel van wie je bent ligt vast, en een deel kan je zelf bepalen.”

*Gregory en Gamze zijn gefingeerde namen.

Foto gemaakt door Cees Glastra van Loon. Leerlingen die op de foto staan komen niet voor in het verhaal

Meld je aan voor het volgende verhaal

En ontvang de verhalen als eerste in je mailbox.
Maxe de Rijk

Maxe de Rijk

Leerkracht in het Speciaal Onderwijs Lees hier meer over Maxe.