We hebben het in de klas over behoeften. Ik vertel dat mensen naast de behoefte aan eten en drinken, ook behoefte hebben om ergens bij te horen, zichzelf te kunnen zijn en gezien te worden. Dat jij mensen kan vertrouwen en dat mensen jou vertrouwen.
“Wat!” roept Hamid vanuit achterin de klas. “Ik hoef echt niet ergens bij te horen hoor. Ik ben gewoon mezelf.” Stoer staart hij voor zich uit. Emre is het met Hamid eens: “Ik heb ook niemand nodig. Je moet echt niet verwachten dat mensen goed met je omgaan. Ik vertrouw niemand.” Can steekt zijn vinger op: “Kijk juf, ik zal het u uitleggen: u en ik vertrouwen mensen. Bijvoorbeeld, u vertrouwt de meeste mensen wel, en sommige mensen niet. Bij Hamid en Emre is dat andersom. Zij vertrouwen de meeste mensen niet, en maar een paar wel.”
Can heeft dit goed gezien. Ik denk dat dit gebrek aan vertrouwen, deels wordt veroorzaakt doordat veel van mijn leerlingen allerlei wantrouwen om zich heen voelen.
Een paar weken eerder hadden we het bijvoorbeeld over veiligheid en politie. Ik vraag aan de leerlingen wat ze voelen als ze een agent tegenkomen op straat. “Boos, omdat politie Marokkanen haat,” zegt Aisha. “Ja, daarom ben ik juist bang,” reageert Abdel. Orlando valt in: “Elke keer als ik politie zie moeten ze me hebben!” Hij zakt boos onderuit. “Wat gebeurt er dan?” vraag ik. “Nou laatst was ik gewoon met wat vrienden aan het lopen op straat, stopt er een politieauto en worden we gefouilleerd. Mijn vriend vroeg nog waarom. De agent zei: ‘jullie lijken op verdachten’.”
Deze gesprekken voeren we vaker. Samen met mijn leerlingen ga ik op onderzoek uit. Hoe zit het echt? En wat kan je doen als je het meemaakt? We komen net lekker in een constructief gesprek, als Hamid inhaakt. “Maar juf, je kúnt de politie gewoon niet vertrouwen. Ik heb laatst een filmpje gezien. Daarin was iemand verkleed als agent. Hij deed dus gewoon alsof. Dus als je een agent ziet kan hij gewoon verkleed zijn.”
De rest van de klas schiet in een paniekreactie. “Echt? Is de politie nep? Zijn ze gewoon verkleed?” roept Aisha. Ik maan de klas tot rust. En vraag Hamid wat hij precies gezien heeft: “Gewoon een filmpje op Instagram.” Ik zeg: “Het kan best dat er een keer iemand verkleed was als agent, het is goed dat je voorzichtig bent als er bijvoorbeeld een agent voor je deur staat, maar dat er één keer een verklede agent op straat was, betekent niet dat elke agent verkleed is.”
De klas kijkt me verward aan. Eerst hadden we enkel de discussie of de politie hén wel vertrouwt en nu moeten we ons opeens afvragen of de politie zélf wel te vertrouwen is. Je ziet de leerlingen denken: “Wat moeten we nou?” We kunnen hier eindeloos over doorpraten, maar ik weet dat ik nu duidelijk moet zijn. Niet nog meer verwarring moet zaaien. Ik zeg: “De politie is er voor ons, voor jullie, voor iedereen. Je kunt ze vertrouwen.” Emre kijkt me aan en zegt: “Oké juf, u vertrouw ik wel. Dus als u zegt dat ik politie moet vertrouwen, doe ik dat.”
Lief, maar geen handige clausule om de rest van het leven mee in te gaan. Hoe zorg je dat leerlingen vertrouwen krijgen in de instituties om hen heen? Het is echt lastig. Het ene bericht op Instagram interpreteren ze als dé waarheid, terwijl ze het volgende bericht juist weer totaal wantrouwen. Alles wat instanties de wereld in slingeren, checken de leerlingen nog een keer bij mij. “Juf is het waar dat niet iedereen dood gaat van corona?” “Juf moeten we echt geen mondkapjes op?” of nog erger: “Juf is de overheid nou goed of fout?” of: “Kijkt u NOS? Dat is echt niet waar hoor!”
Ik moet denken aan toen ik zelf in de collegebanken van mijn studie politicologie zat en hoorde: “Voor een democratie is vertrouwen in instituties van levensbelang.” Ik ben zelf opgegroeid in een omgeving waar dat vertrouwen vanzelfsprekend was, destijds dacht ik dus enkel: “Oké prima, komt goed.” Maar nu ik hier naar mijn leerlingen kijk vind ik het lastig. Hoe zorg je dat ze instituties vertrouwen? Zoals Can zo goed observeerde: mijn leerlingen vertrouwen meer niet dan wel. En dat maakt het leven best ingewikkeld.
Wantrouwen zorgt ervoor dat mijn leerlingen zich afsluiten, dat ze stoer roepen dat ze ‘niemand nodig hebben’. Juist dat afsluiten wil ik doorbreken. Door mijn leerlingen veel liefde, vertrouwen en informatie te geven, hoop ik dat ze meer vertrouwen gaan voelen. In mensen én in instituties.
Maar hier is veel meer voor nodig. Alle keren dat mijn leerlingen positieve ervaringen opdoen, zal hun vertrouwen groeien. En daarmee niet alleen in de mensen om hen heen, maar ook in de instituties die ons zo kostbaar zijn.
Het is belangrijk voor het land waarin wij leven. We kunnen als samenleving niet doorhuppelen als een deel van de mensen afhaakt. Het wantrouwen van de elite in deze groep is er wellicht altijd geweest, maar het werkt ook andersom. Als je geen vertrouwen krijgt, wie vertrouw je zelf dan nog?
*De namen van de leerlingen zijn gefingeerd.
Foto gemaakt door Cees Glastra van Loon. Leerlingen die op de foto staan komen niet voor in het verhaal