Deze column verscheen eerder in Trouw.
Tijdens mijn zwangerschapsverlof vorig jaar, toen ik nog niet in het speciaal onderwijs werkte maar op een vmbo-school, kreeg ik een appje van een collega. Een leerling die ik in mijn hart had gesloten, we noemen haar nu even Amira, moest naar het speciaal onderwijs. Zij kon echt niet meer meekomen. Ik was ontdaan en verdrietig. Niet omdat het speciaal onderwijs niet goed is, maar omdat ik wist dat Amira dit als de zoveelste afwijzing in haar leven zou zien.
Tien jaar geleden werd het passend onderwijs ingevoerd in Nederland met de hoop dat elk kind, ongeacht zijn of haar uitdagingen, een passende plek zou vinden in het reguliere onderwijs. ‘Regulier als het kan, speciaal als het moet’, luidt het uitgangspunt.
Praktijk is ingewikkelder
Het idee achter passend onderwijs was nobel, maar de praktijk is ingewikkelder, zo blijkt ook uit onderzoek van het FD. Het aantal leerlingen in het speciaal onderwijs is de afgelopen jaren niet gedaald, maar gegroeid naar een recordaantal van 3,2 procent.
De oorzaken zijn divers: psychische problemen onder kinderen nemen toe, wachtlijsten in de jeugdzorg hinderen de toegang tot noodzakelijke hulp en het lerarentekort zorgt voor minder aandacht per kind in de reguliere klas.
Het blijft cru dat we daardoor een groei in het speciaal onderwijs zien. Het onderwijs als plek om maatschappelijke problemen op te lossen. Voeg aan de oorzaken die het FD noemt nog toe: armoede, woningnood (dus stress) en bezuinigingen op onderwijs.
Voelen zich verkeerd
We hebben een failliet systeem. Met als oplossing: meer kinderen als ‘speciaal’ bestempelen. Waar ‘speciaal zijn’ voor mensen een positieve bijklank kan hebben, voelen deze kinderen zich natuurlijk niet positief speciaal. Deze kinderen voelen zich verkeerd. Zij konden iets niet wat van ze verlangd werd, en dus moesten ze weg. Dat gevoel van afwijzing doet iets met een kind. Het kan hun zelfvertrouwen en motivatie blijvend aantasten. En dat is zonde.
Nu ik zelf werk op een school voor speciaal onderwijs weet ik dat het de mooiste vorm van onderwijs is die er is. De leerlingen krijgen de aandacht en het vertrouwen dat ze verdienen. De klassen zijn klein. Er is aandacht voor het individu. Een leerkracht heeft bijna altijd een ondersteuner aan diens zijde. Kinderen die zich altijd afgewezen hebben gevoeld, komen hier wél tot leren. Dat is winst.
Daarom is het ook zo kwalijk dat de leerlingen zichzelf als een probleem zien als ze erheen moeten. Ze kunnen er vaak niet zoveel aan doen. Hun problemen komen meestal voort uit maatschappelijke problemen en ons reguliere onderwijs schiet tekort. Deze kinderen zijn krachtig en horen er net zo goed bij.
Ik appte Amira van de week hoe het met haar ging. Daar was ze duidelijk in: ‘Nog een jaar en ik zit weer op een gewone school.’ Haar huidige school is hartstikke goed, maar normaal zijn, dat is waar ze weer naar verlangt.