Deze column verscheen eerder in Trouw.
Ongeveer 200.000 nieuwe eersteklassers liepen de afgelopen weken voor het eerst hun klaslokalen van de middelbare school binnen. Een school die (als het goed is) past bij hun talenten, met dank aan het advies dat ze in groep acht hebben gekregen.
Met de invoering van de doorstroomtoets verschoof een deel van die adviezen: er werden minder ‘pure’ vwo-adviezen en meer gecombineerde havo-vwo-adviezen gegeven. Aan de andere kant van het spectrum kregen kinderen met een Praktijkschool- (PrO) of een vmbo-advies juist vaker een theoretischer advies.
Pas op! Kijk uit!
Vooral dat laatste veroorzaakt stress in onderwijsland: wat als kinderen de hoge verwachtingen niet waar kunnen maken? Directeuren stuurden ingezonden brieven. Pas op! Kijk uit! Vanuit goede intenties overigens: het gaat veelal om kinderen die al te vaak een faalervaring hebben gehad op het gebied van leren. Een theoretisch schooladvies zou daar alleen maar nieuwe negatieve ervaringen aan toevoegen.
Ook ik geef les aan leerlingen die het gevoel hebben dat ze niet kunnen leren, en ik weet hoe traumatisch dit is. Dit moet echter geen reden zijn om hier als school in mee te gaan en minder verwachtingen te kweken. Want voor je het weet worden die verwachtingen een self-fulfilling prophecy.
Opbloeien door twee dingen: tijd en vertrouwen
Zes jaar lang was ik mentor en docent van vmbo-kansklassen. Veel leerlingen in de klas waren het geloof in hun eigen kunnen verloren. Zij bloeiden in deze klassen op door twee simpele dingen: tijd en vertrouwen. We boden ze vmbo-stof aan ook al hadden ze een advies voor praktijkonderwijs. Ze stroomden aan het eind allemaal één, twee of zelfs drie niveaus theoretischer uit dan geadviseerd. Leerlingen trots. Ouders trots.
Natuurlijk moet trots niet zitten in een theoretischer schooladvies. Het praktijkonderwijs is een prachtige onderwijsvorm. Maar wel voor kinderen die écht praktisch zijn ingesteld. Onze (terechte) drang om praktische beroepen meer te waarderen, mag geen reden zijn om het niet meer te hebben over onderadvisering en te lage verwachtingen. Ieder kind verdient het om te komen op een niveau dat past.
Andere verwachtingen
Ik heb veel theoretisch ingestelde leerlingen in mijn schoolbankjes gehad: die zouden elders beter op hun plek zijn geweest. Voor sommige leerlingen is het nodig dat we andere verwachtingen van ze hebben dan hoe ze tot voor kort werden ingeschat.
Dat vergt geld en inzet van schoolbesturen en de politiek. Kleine klassen, extra leertijd, docenten met ruimte, dat soort zaken. Maar in de klas kunnen we ook nu al het verschil maken: vraag aan de leerlingen wat er moeilijk was op de vorige school, en hoe ze daarbij geholpen willen worden. Vaak weten ze dat dondersgoed.
Schouders eronder
Of zoals een nieuwe leerling van me zei: “Als u mij vertrouwt en me af en toe wat helpt met begrijpend lezen, dan komt het goed met mij.”
Verwachtingen maken zichzelf waar. Dus wat als we met z’n allen onze schouders eronder gaan zetten? Wat als we kijken naar wat we moeten dóen om te zorgen dat de kinderen het halen? En wat als de politiek ons daarbij zou ondersteunen?