Blijven in een democratie
De leerlingen komen twee dagen per week naar school. Met anderhalve meter tussen hen in zitten ze voor me. Over twee weken zijn de verkiezingen. Terwijl Wilders moslims hun grondrechten wil afnemen, zijn mijn leerlingen bang dat ze na 17 maart het land moeten verlaten.
Ik start de les. De kleine Ibrahim wil graag het woord.
‘Juf, in de online-les had u verteld dat mensen hier kwamen voor werk of voor veiligheid. Na uw les had ik met mijn vader gepraat. Hij is hier vanuit Marokko komen werken. Hij vertelde mij dat hij nooit schoenen aanhad voordat hij in Nederland kwam. In Marokko was hij er te arm voor. Daarom is hij zo blij dat wij in Nederland wonen. Nu heeft hij elke dag schoenen aan.’
‘Wow Ibrahim, dat is bijzonder,’ antwoord ik. ‘Hoe oud was je vader toen hij naar Nederland kwam?’
‘Zeventien jaar.’
Romarfio draait zich om naar Ibrahim: ‘Had hij al die tijd geen schoenen?’
‘Nee,’ antwoordt Ibrahim, ‘daarom krijg ik nu ook zoveel spullen van mijn ouders, ze zijn blij dat ze me wat kunnen geven.’
Ik ga verder met het onderwerp van de les. ‘Dat mensen naar Nederland komen, gaat al heel ver terug in de geschiedenis. Er was hier bijvoorbeeld relatief veel vrijheid. Je mocht geloven wat je wilde en een eigen mening hebben. Dat is nog steeds zo. Over die twee wetten gaan we het vandaag hebben. Je gaat leren wat ze inhouden en ook hoe ze soms met elkaar in conflict kunnen komen.’
‘Dat is toch eigenlijk gewoon waar het misgaat met Wilders?’ haakt Manar in.
‘Tfoee hem haat ik echt,’ antwoordt Youssef.
Ik kijk de klas in en zeg: ‘Manar heeft gelijk dat dit precies is waar Wilders mee te maken krijgt. Aan de ene kant mag je een vrije mening hebben, dus Wilders mag zeggen wat hij van moslims vindt, maar aan de andere kant mag je in Nederland ook geloven wat je wilt.’
Youssef imiteert Wilders en zegt: ‘Willen jullie meer of minder Marokkanen?’
‘Minder haha!’ antwoordt Salima. ‘Nee grapje, ik mag hem echt niet.’ Boos slaat ze haar armen over elkaar.
‘Waarom vind je dat?’ vraag ik haar.
‘Gewoon, hij is tegen Moslims, van hem mag ik hier niet zijn.’
Angstig kijkt Youssef mij aan. ‘Ja, als hij premier wordt, moeten wij toch allemaal weg?’
‘Ik wil helemaal niet weg!’ roept Salima, ‘zelfs mijn ouders zijn hier geboren.’
Ik slik, nu de verkiezingen naderen speelt deze angst in elke klas hier op school. Ik probeer de leerlingen gerust te stellen en zeg: ‘Wilders heeft inderdaad gezegd dat hij minder Moslims wil, maar in Nederland leven we in een democratie, hij kan niet in zijn eentje de wetten bepalen. Jullie hoeven echt niet weg.’
‘Gelukkig,’ zucht Youssef.
Ik kijk de leerlingen aan. ‘Wat kun je in een democratie doen als je het niet eens bent met iemand?’
‘Niet op diegene stemmen,’ antwoordt Salima.
‘Precies, en je ziet dat er zeker wel mensen op Wilders stemmen, maar lang niet iedereen. Sterker nog: de meeste mensen niet. Daarnaast is ‘vrijheid van geloof’ echt heel belangrijk in Nederland. Het staat zelfs in de grondwet, dus daar kan Wilders niet zomaar overheen. En ten slotte heb je ook nog het verbod op discriminatie.’
Zo dat is een hele hap informatie. Ik hoop dat het tot de leerlingen doordringt.
Enes vraagt: ‘Maar, waarom kan Wilders dan gewoon alles zeggen?’
Noor: ‘Ja, als ‘geen discriminatie’ een belangrijke wet is, zou hij allang moeten zijn opgepakt!’
‘Dat is precies het ingewikkelde,’ zeg ik, ‘dat komt door de wet op vrijheid van meningsuiting. Zeker bij mensen die in de politiek werken is daar extra aandacht voor. Mensen in de politiek moeten hun meningen goed kunnen geven.’
Youssef kijkt hulpeloos rond. ‘Maar dan hoeven ze toch nog niet gemeen te doen…’
‘Nee, dat klopt, dat is ook heel vervelend. Voor die ‘minder, minder’ uitspraak is Wilders ook berecht.’
‘Nou, dat is maar goed ook,’ reageert Salima. ‘Ik zou echt nooit op hem stemmen.’
‘Dat is democratie,’ zeg ik.
Enes: ‘Ik ben echt blij met een democratie, Wilders vind ik stom, maar je kunt hier wel gewoon jezelf zijn. Iedereen leeft gewoon samen. Ik heb nooit problemen.’
Enes is de enige in de klas zonder verblijfsvergunning, maar hij voelt zich hier het meeste thuis. Als je vraagt wie zich Nederlander voelt, is hij de enige die zijn hand op steekt.
‘Wat fijn Enes, dat zeg je mooi,’ zeg ik. ‘Laten we eens naar de volgende dia gaan, daar staan alle geloven die mensen in Nederland hebben.’
Ik klik de volgende dia in de presentatie aan. Op het scherm verschijnt een cirkeldiagram waarin de verschillende geloofsovertuigingen van Nederlandse inwoners zijn verdeeld.
‘Kijk,’ zeg ik, ‘je ziet dat we met veel verschillende geloven samen leven in Nederland.’
Noor: ‘Waar zijn de moslims juf?’
‘Dat is het paarse deel, zes procent van de Nederlanders is moslim.’
‘Zo weinig!’ roept Erkan.
‘Dat kan nooit!’ Youssef wijst om zich heen: ‘Kijk hier in deze klas.’
‘Ja, hier in de klas is het anders verdeeld,’ antwoord ik, ‘maar dat betekent niet dat het in heel Nederland zo is. Je hebt ook veel plekken waar bijna geen moslims wonen, maar bijvoorbeeld veel christenen.’
Manar wijst naar het bord. ‘Wow, echt veel mensen hebben geen geloof.’
‘Ja, zo’n veertig procent van de Nederlanders gelooft nergens in.’
Romarfio: ‘Ik snap echt niet hoe je dan kunt leven. Dan heb je toch geen doel?’
‘Ja, dan weet je toch niet wat je moet doen?’ haakt Erkan in.
Salima zucht. ‘Juf heeft toch ook geen geloof, die weet toch ook wat ze moet doen?’ Ze wendt zich naar mij. ‘Hoe doet u dat eigenlijk?’
Ik vertel de klas dat je niet perse een geloof nodig hebt om te weten wat je moet doen. ‘Dat leer je ook van je ouders, van vrienden, familie, op school…’
Ibrahim: ‘Ja, net als wij eigenlijk. Ik leer het geloof van mijn ouders en familie.’
‘En van de moskee,’ antwoordt Erkan, ‘dat heeft juf niet.’
Romarfio haakt in: ‘Maar dat is ook niet nodig hoor, ik ben christen maar ik ga niet naar de kerk. Toch weet ik wat ik moet doen.’
‘Precies,’ zeg ik, ‘iedereen doet het op zijn eigen manier. En daarnaast heb je natuurlijk ook nog gewoon je eigen gedachtes. Niet alles wat je doet, of wat je goed of verkeerd vindt, wordt bepaald door anderen. Je hebt ook eigen opvattingen, waarden en normen.’
‘Waarden en normen! Daar hadden we het vorige week over!’ haakt Youssef vrolijk in.
‘Inderdaad, nu zijn we weer rond,’ zeg ik lachend.
Ibrahim: ‘Uiteindelijk moet je gewoon een goed mens zijn, dan komt alles goed.’
‘Ja, als Wilders dat nou ook even doet,’ zegt Salima.
‘Wanneer gaan we weer leren over verkiezingen juf?’ vraagt Ibrahim.
‘Morgen wil ik met jullie beginnen met de lessen over de verkiezingen,’ antwoord ik.
‘Lang leve de democratie!’ zegt Youssef lachend.
‘Zolang er een democratie is, mogen we hier wel blijven toch?’ vraagt Noor.
Ik glimlach. ‘Ja, dat is een grondrecht.’
Wil je meer weten over Ibrahim, Salima, Youssef en alle anderen? In augustus 2021 verschijnt het boek over mijn klas. Meer weten? Klik hier.
De namen van de leerlingen zijn gefingeerd. Foto gemaakt door Cees Glastra van Loon. De leerlingen op de foto komen niet voor in het verhaal.