Ik zit in het kantoortje mijn lessen voor te bereiden, als ik een appje van Youssef krijg: “Ik ben naar huis. Meester haat mij, want geen boek.” Ik slik, dat zijn heftige emoties voor het niet hebben van een boek.

Ik app terug: “Moest je naar huis of ben je zelf naar huis gegaan?” Youssef: “Ik wil niet meer in de les zijn. Ik ben heel boos. Echt juf, heel boos. Ik maak geen grappen.”

Ik ken Youssef als een heel emotionele jongen. Het ene moment is hij intens blij, de lolbroek van de klas, het andere moment heeft hij het gevoel dat de hele wereld tegen hem is en loopt hij mokkend door de gangen. Tegelijkertijd is hij heel verantwoordelijk: thuis draagt hij de zorg voor zijn zusjes. Iets wat hij al op de basisschool deed, waardoor hij weinig tot leren kwam.

In de pauze loop ik naar de wiskunde docent om te vragen wat er is gebeurd. Mijn collega zucht en antwoordt: “Ik sprak hem aan op het feit dat hij zijn boek niet bij zich had, toen flipte hij helemaal. Hij beweert dat ik daar niemand op aanspreek. Alleen hem.” Ik slik, dit ziet Youssef dus meteen als een persoonlijke afwijzing.

Ik zie dat vaker bij leerlingen die in de eerste klas bij ons binnenkomen. De tijd op de basisschool was zwaar, wat leidde tot een praktijkschooladvies. Het gevoel dat ze er niet mogen zijn zit zo diep, dat elke correctie op hun gedrag hard binnenkomt. Met elke nieuwe fout worden ze bevestigd in het idee dat ze niks kunnen, waar ze ze zich vervolgens kosten wat het kost tegen willen verdedigen.

Ik zeg tegen de wiskunde docent dat ik met Youssef zal gaan praten. Ik loop terug naar het kantoortje en wil hem appen. Dan zie ik dat Youssef me voor was, hij appt: “Ik blijf thuis. Ik kan gewoon geen school.” Ik app Youssef terug dat hij het wel kan en dat hij terug moet komen. Dat ik met hem wil praten.

Hij komt terug. Een boze, gekwetste jongen zit tegenover me. Alles in hem wil mij overtuigen dat de meester hem haat en dat ik niet meer moet denken dat Youssef het nog wel zou kunnen.

Ik kijk hem aan: “Youssef, ik vind het rot voor je dat je je zo voelt, maar de meester haat je niet.” Youssef kijkt me boos aan: “Hoe weet u dat nou? U bent toch niet in de les?” Ik antwoord: “Ik weet het omdat ik net met de meester heb gepraat,” ik kijk hem nadrukkelijk aan, “maar hoe komt het dat je dat zo voelt?”

Hij gaat wat rechterop zitten, friemelt aan zijn trui: “Omdat het gewoon niet lukt.” “Wat lukt er niet?” vraag ik. “Gewoon, wiskunde, alles, school. Ik kan toch niet elke dag aan elk boek denken? Iedereen vergeet toch wel eens iets! Zelfs u! Geef toe.” Uitdagend kijkt hij me aan. Ik glimlach. “Inderdaad, ik vergeet ook wel eens iets, maar ik denk dat we het vooral even moeten hebben over wat je moeilijk vindt bij wiskunde.”

Samen met mij wil Youssef nog wel een keer met de meester van wiskunde praten. Misverstanden worden uit de weg geruimd, de docent belooft Youssef te helpen met moeilijke sommen, maar hij zegt ook: “Als ik al niet kan zeggen dat je je boek mee moet nemen, hoe kunnen we dan ooit een goede les hebben?” Dat is inderdaad erg ingewikkeld. Ik spreek met Youssef af dat hij bij boosheid voortaan eerst naar mij toekomt en niet haar huis gaat. Daar is Youssef het gelukkig mee eens.

Aan het eind van de dag zie ik Youssef opeens voor mijn lokaal verschijnen. “He juf, dank u wel dat u me terug naar school heeft gestuurd. Dat is toch wel belangrijk voor mijn toekomst he?”. Hij kijkt me verlegen aan. “Zeker Youssef,” antwoord ik. “Wil je nog steeds bij de Marechaussee?”. “Ja,” trots kijkt hij me aan, “dat ga ik bereiken. Ik kom weer naar school met boeken.” Trots geef ik hem een hand: “Het gaat helemaal goed komen Youssef.” Met een glimlach van oor tot oor verlaat Youssef mijn lokaal.

De naam Youssef is gefingeerd. Foto gemaakt door Cees Glastra van Loon. De leerling op de foto komt niet voor in het verhaal.

Meld je aan voor het volgende verhaal

En ontvang de verhalen als eerste in je mailbox.
Maxe de Rijk

Maxe de Rijk

Leerkracht in het Speciaal Onderwijs Lees hier meer over Maxe.