Zondag 17 maart stond ik op de Dam bij de herdenking van de slachtoffers van de aanslag in Nieuw-Zeeland. Ik keek om me heen en ik zag verbinding, saamhorigheid en liefde. Ik dacht aan mijn leerlingen en wenste dat ze er ook bij waren. Die vrijdag had ik -vlak na de aanslagen op moskeeën in Nieuw-Zeeland- al appjes van leerlingen gekregen: “Mijn zusje is bang juf, ik weet niet wat ik tegen haar moet zeggen.” Ik probeerde leerlingen gerust te stellen, naar ze te luisteren en vermoedens van feiten te onderscheiden. Maar als docent zie ik ook meer en meer dat de aanslagen gevoelens van leerlingen blootleggen die diep zitten. Zoals een leerling zei: “We hadden al veel eerder bang kunnen zijn, want ze moeten ons hier niet.” De bijeenkomst op de Dam liet een ander geluid horen. Een geluid van liefde dat we zo hard nodig hebben.

Toen wist ik nog niet dat er maandag nog meer geweld zou komen. Op school bespreken we het allemaal. Elke leerling heeft zijn eigen ervaringen, gedachtes en gevoelens over de gebeurtenissen.

Een meisje steekt haar vinger op: “Juf mag ik even wat vertellen. Want ik voel me echt heel verdrietig en ik weet het even niet meer..” Ik zeg haar dat ze alles mag zeggen. Ze begint: “De zaterdag na de aanslag moest mijn broertje voetballen. Hij wilde eigenlijk niet, want hij was nog erg in shock. We dachten dat het wel een fijne afleiding zou zijn. Maar juf, zijn hele voetbalteam is Marokkaans. De hele wedstrijd werden ze uitgescholden. De tegenstanders zeiden ‘kutmarokkaan’ en ‘mocromaffia’ tegen mijn broertje. De scheids deed niks. Pas na afloop werd er gezegd dat ze ‘wel wat liever hadden kunnen doen’. Ik had nog wel hoop juf, maar die is nu helemaal weg.”

Ik slik. Dit zijn verhalen die ik vaker hoor en die nog elke keer voor kippenvel zorgen. Verhalen die je doen beseffen dat deze kinderen veel te overwinnen hebben.

“Wat erg,” reageer ik. “Dat lijkt me heel naar om mee te maken, zeker een dag na zulke verschrikkelijke aanslagen. Ik begrijp dat je je heel verdrietig voelt.” Nieuwe vingers schieten de lucht in. Alle leerlingen hebben zulke verhalen, ik laat ze praten en op elkaar reageren. Maar stel ook vragen: hoe kunnen wij ervoor zorgen dat we goed met elkaar om blijven gaan? Wat is een verstandige reactie op nare opmerkingen?

Een dag eerder hadden we het over de schietpartij in de tram in Utrecht. Voor me zit een jongen met gebalde vuisten en onrust op zijn gezicht. Terwijl de rest vragen stelt, opmerkingen maakt en gevoelens deelt, blijft hij voor zich uit staren. Ik noem z’n naam. “Je ziet er boos uit, wil je ons vertellen waarom je je zo voelt?” Hij kijkt me aan: “Ik weet niet wat het is juf, ik voel me raar. Weet u, het was een Turk die het gedaan heeft. Ik ben ook een Turk. Ik ben denk ik verdrietig, of nee, eigenlijk schaam ik me. Want ik er ben trots op dat ik Turk ben. Maar niet op die man.” De klas knikt begripvol. Een leerling reageert: “Je hoeft niet zo te denken. Het kan allebei. Ik ben ook trots dat ik moslim ben, maar ik haat IS-mensen. Je moet gewoon zorgen dat je zelf een goed mens bent.”

In de volgende klas krijgt het Turks-zijn van de aanslagpleger een andere wending. Een leerling is boos en verontwaardigd dat er wordt gezegd dat het een Turk is. Ze vertelt: “Ja oké, hij is een Turkije geboren, maar dat zegt toch niks.” Een andere leerling: “Ik ben toch ook in Nederland geboren, maar niemand die mij een Nederlander noemt.” Het zijn discussies die we vaker in de klas voeren. Voor de wet kom je misschien uit het land waar je geboren bent, maar soms voelt dat niet zo. “Dat kan toch ook zo zijn bij de aanslagpleger?,” vervolgt een leerling. We komen op het verschil tussen gevoelens en feiten. En dat een nieuwszender gaat voor de feiten. Ja, de man is geboren in Turkije, dus de nieuwszender mag dat zeggen. Dat is geen aanval op Turks-zijn. Een leerling breekt in: “Ja, maar voor mij voelt het wel als een aanval. Alsof Nederlanders denken dat Turken nu slecht zijn.”

In elke klas sluit ik af met video’s van de toespraken op de herdenking op de Dam. De video’s spreken voor zich: “Wie we ook zijn, waar we ook in geloven, waar we ook vandaan komen, samen staan we voor onze vrijheid, samen staan we voor vrede,” spreekt de burgemeester. Er vallen nog meer mooie woorden en de leerlingen zijn onder de indruk van de vele verschillende mensen die samen op de Dam staan. De leerlingen vragen zich af wat al die verschillende vlaggen er doen. Ik vertel ze dat mensen met hun vlag laten zien dat ook zij meeleven met de slachtoffers. “Dus ook de Joden juf?” ‘’Ja ook de Joden. Iedereen was er samen voor de mensen die in de moskeeën doodgeschoten werden.” Het meisje dat eerder het verhaal had verteld over haar voetballende broertje en geen hoop meer had, steekt haar hand op: “Dit is echt heel mooi juf. Dit laat zien dat we in Nederland gewoon samen één zijn. We moeten gewoon met elkaar blijven praten, dan komt het wel goed.”

Ik knik, zo is het.

Foto gemaakt door Cees Glastra van Loon. Leerlingen die op de foto staan komen niet voor in het verhaal.  

Meld je aan voor het volgende verhaal

En ontvang de verhalen als eerste in je mailbox.
Maxe de Rijk

Maxe de Rijk

Leerkracht in het Speciaal Onderwijs Lees hier meer over Maxe.